SV | En verdrukt de weduwe noch den wees, den vreemdeling noch den ellendige; en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad. |
WLC | וְאַלְמָנָ֧ה וְיָתֹ֛ום גֵּ֥ר וְעָנִ֖י אַֽל־תַּעֲשֹׁ֑קוּ וְרָעַת֙ אִ֣ישׁ אָחִ֔יו אַֽל־תַּחְשְׁב֖וּ בִּלְבַבְכֶֽם׃ |
Trans. | wə’aləmānâ wəyāṯwōm gēr wə‘ānî ’al-ta‘ăšōqû wərā‘aṯ ’îš ’āḥîw ’al-taḥəšəḇû biləḇaḇəḵem: |
En verdrukt de weduwe noch den wees, den vreemdeling noch den ellendige; en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En verdrukt de weduwe noch den wees, den vreemdeling noch den ellendige; en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!